This Article Is Replaced. Click Here for the last update
This article is not upadeted anymore. Please find the recent updated version of this article by clicking the red buttun above
Pagina Inhoud
Het onderzoek richt zich op de rol van het Technisch Beheer & Onderhoud binnen het Asset Management waarbij de NEN-ISO 55000 een belangrijke rol speelt. Reden hiervoor is dat de NEN-ISO 55000 het Technisch Beheer & Onderhoud beschouwd als één van de vier pijlers waarop het Asset Management is gebaseerd. Ondanks dat de norm een Asset zodanig definieert dat dit alles kan zijn geeft dit geen inzicht in structuren waarin deze Assets zijn opgebouwd. Het onderzoek tracht hier inzicht in te geven door vanaf de erfscheiding de drie soorten elementstructuren (GWW, B&U en Industrieel Proces) toe te voegen aan een paradigma die de norm hanteert en de koppeling van het beleid aan het het kleinste Asset onderdeel middels “The Line Of Sight” aan de hand van een analogie met de “Research Ui”. Onderstaande omschrijft (verkort) dit inzicht zodat de mate van invloed van falen door het kleinste Assetonderdeel definieerbaar en/of kwantificeerbaar wordt en maakt deel uit van een aantal gerelateerde onderwerpen. Van de ‘Line Of Sight ‘zijn afgeleid het SAMP/AMP, de definitie van het concept Maincontracting en gerelateerde onderwerpen van het onderzoek.
- Concept Versie : 17 Juni 2014
- Bijgewerkt 3 december 2015
- Bijgewerkt 8 februari 2017
- Bijgewerkt 23 september 2017 (Versie 1.0)
- Bijgewerkt 23 Maart 2018 (Versie 2.0)
Author: ing. Jan Stoker MSc. MEng.
*Research ‘onion‘. Bron: Saunders, Lewis & Thornhill (2008)
**Component kleinste deeltje van een asset conform de NEN 2767 2013 versie.
Wanneer Asset Management
Zodra een organisatie verantwoordelijkheid draagt voor de Assets binnen een Assetportfolio is de organisatie bezig met Asset Management met als doel waardecreatie. Waardecreatie kent vele vormen en kan van alles zijn; financieel, materieel, een dienst etc etc. Het kan zijn dat het realiseren van up-time van bijvoorbeeld een datacentre voor de organisatie het meest belangrijke is, of het produceren de meeste liters bier door, of juist de meeste liters bier tegen de laagst mogelijke kosten of toch de uptime realiseren en tegen de minste energie verbruik. Maar ook een aangenaam verblijfsgenot, een veilige werkomgeving, het instand houden van ruïnes of circulair realiseren van Assets is waarde creatie. Het gaat er dus om dat Assets hun waarde creëren voor de organisatie en hun stakeholders. Het maakt hierbij niets uit wat dan een Asset is. Omdat een Asset een waarde vertegenwoordigt kan het van alles zijn. Een Asset is een zaak, een ding of een entiteit die een potentiële waarde heeft of een daadwerkelijk waarde. Abstracte vormen als kennis, mensen, vaardigheden, competenties….maar ook gebouwen, de installaties in deze gebouwen zijn dus ook waarde.
Bron Youtube
Bron Youtube
Bron Youtube
P-F interval Condition related to Lifecycle’s of Assets; ISO55000 Based
1. Paradigma, conceptueel model en theoretisch kader
Het definiëren en formuleren van zienswijze en het visueel weergeven van het Asset Management landschap wordt door diverse instituten vorm en inhoud gegeven. Meeste bekende zijn het Institute Of Asset Management (IAM) en het Global Forum On Maintenance & Asset Management (GFMAM) welke nauw samenwerkt met het European Federation of National Maintenance Societies (EFMNS) die bijvoorbeeld de competenties van de ‘Maintenance Manager‘ definieert. Het Institute of Asset Management (IAM) bijvoorbeeld definieert het Asset Management landschap in een conceptueel model met als doel het gehele Asset Management kader te beschrijven. Het landschap is onderverdeeld in 6 onderwerpen die uitgevoerd worden middels 39 processen. De eerste editie van dit landschap werd gepubliceerd in Asset Management – An Anatomy november 2011, de tweede editie is gepubliceerd in maart 2014 en de derde editie is gepubliceerd in december 2015 (Institute of Asset Management, 2015).
Het onderzoek stelt de NEN-ISO 55000 als theoretisch kader en demarqueert aan de hand van deze norm de systeem,- en sub-systeemgrenzen. Op grond van deze aanpak kan het Asset Management, en de vier basis beginselen waarop Asset Management is gebaseerd, gedemarqueerd worden door systeemgrenzen waarbij de aandacht binnen de context van het onderzoek specifiek uitgaat naar het tweede basis beginsel van het Technisch Beheer en Onderhoud ‘Afstemming’ of ‘Assurance’ in de engelse versie van de norm.
Door het Asset Management te omvatten door een systeemgrens en het Technisch Beheer & Onderhoud te beschouwen als een sub-systeem van dat systeem (het Asset Management) kunnen op de scheidslijn van het systeem en het sub-systeem de variabelen gedefinieerd worden die invloed hebben op zowel het Asset Management als op het Technisch Beheer en Onderhoud.
Een abstract voorbeeld hiervan is weergegeven aan de hand van een venn-diagram in figuur 1. Vanaf de systeemgrens (de erfgrens van een Assetportfolio) “zien” we twee fenomenen, nl : Het Asset Management én het basis principe van het Assetmanagement ‘Afstemming’ van het Assetportfolio. In figuur 1 is dit voorgesteld door ‘Afstemming’ (het Technisch Beheer en Onderhoud van het Assetportfolio) binnen het Asset Management te plaatsen Technisch Beheer en Onderhoud’ deel uit maakt van het systeem Asset Management als een sub-systeem. Als sub-systeem van het systeem Asset Management beweegt het mee met het kader wat het systeem stelt, de omstandigheden, past zich aan de omgeving aan en waarborgt de functie van het kleinste onderdeel van de Asset.
Deze beschouwing zou betekenen dat er een koppeling is tussen het kader wat gesteld wordt door het systeem Asset Management en het kleinste onderdeel van het sub-systeem Technisch Beheer & Onderhoud. Deze koppeling wordt voorgesteld in de figuur door een pijl en de twee gele punten die respectievelijk het kader van het Asset Management en het kleinste onderdeel representeren. Deze koppeling wordt “The line of Sight” genoemd of in het kader van het onderzoek “Het koppelen van Beleid aan Onderhoudsactiviteit”.
Het snijvlak sub-systeem zoals deze is weergegeven in figuur 1 is tevens ook de feitelijke scheiding tussen systeem en sub-systeem respectievelijk het Asset Management en het Technische Beheer en Onderhoud waarbij deze zijn gedefinieerd als :
Alle gecoördineerde activiteiten van een organisatie om waarde te realiseren uit Assets.
Bron: NEN-ISO 5500
Combinatie van alle technische, administratieve en managementacties tijdens de levenscyclus van een item bedoeld om het behoud, of het herstellen in een staat waarin het zijn vereiste functie kan uitvoeren.
Bron: NEN-EN 13306:2010
Het snijvlak demarqueert dus het kader waar het Technisch Beheer & Onderhoud aan moet voldoen. Het specificeert aan de hand van de variabelen wat bijvoorbeeld de risico’s zijn wanneer een item (component) faalt, welke competenties er vereist zijn van het onderhoudspersoneel, wat het niveau van dienstverlening moet zijn of hoe er om gegaan moet worden met de levensduren van elementen.
*Afstemming; paragraaf 2.4.2 NEN-ISO 55000 NL versie of Alignment paragraaf 2.4.2 NEN-ISO 55000 EN versie
1.1 De Evaluerende Variabelen
Daar waar het IAM de negenendertig onderwerpen groepeert in zes “subject-groups”, beschouwd het onderzoek ieder onderwerp als een variabele die invloed (kan) hebben op de functie en/of prestatie van het kleinste Assetonderdeel. Zoals weergegeven in figuur 1 bevinden zich op het snijvlak van het systeem Asset Management en sub-systeem Technische Beheer en Onderhoud de variabelen die invloed hebben op zowel het kader van het Asset Management en/of het kleinste onderdeel van de Asset. De variabelen zijn gedefinieerd in de NEN-ISO 55000 hoofdstuk 3 ‘Termen en Definities’. Deze variabelen worden voorgesteld als de rode bollen op de sub-systeemgrens tussen Asset Management en Technisch Beheer & Onderhoud. Deze rode bollen zijn de Evaluerende Variabelen en zijn op zich staande onderwerpen en hun invloed hebben op het kleinste onderdeel van de Asset óf randvoorwaardekijk zijn voor dat kleinste onderdeel. Dit kunnen variabelen zijn als bijvoorbeeld risico, Asset Managementplan of competentie. Door alle variabelen op het snijvlak te plaatsen kan iedere variabele individueel worden weergegeven maar ook als zodanig worden gedefinieerd en gekwantificeerd in hun mate van invloed op dat kleinste Assetonderdeel.
Tabel 1. geeft een overzicht welke variabelen er zijn en zich op het snijvlak bevinden tussen het systeem Asset Management en sub-syteem Technisch beheer & Onderhoud. Het betreft 39 (negenendertig) variabelen die invloed hebben op het kleinste onderdeel van de Asset.
2. Analogie : De Asset Management Ui
In Figuur 1 is in een abstracte weergave het Asset Management en het Technische Beheer & Onderhoud weergegeven. In dit geval wordt het Asset Management weergegeven wat het Technisch Beheer en Onderhoud omvat en zijn daarmee in deze weergave onlosmakelijk met elkaar verbonden. Aan ieder onderwerp kan weer een onderwerp worden toegevoegd zodat er verschillende “lagen” ontstaan waaruit het kader is opgebouwd.
Dergelijke weergaven hebben een overeenkomst met de “Wetenschaps Ui” van Sounders, Lewis en Thornhill*. Aan de hand van het venn-diagram wordt door de verschillende lagen van de wetenschaps ui inzicht verkregen in de onderliggende issues die ten grondslag liggen aan deze methodische keuzes. Het onderzoek ziet de wetenschaps ui en de wijze waarop de NEN-ISO 55000 verbanden legt tussen de termen als een analogie en gebruikt deze als uitgangspunt om de verschillende lagen toe te voegen aan de onderwerpen waaruit het Asset Management is opgebouwd. Doel hiervan is om het Asset Management af te kunnen pellen tot het kleinste Asset onderdeel om zo verschillende lagen te kunnen definiëren en te komen tot een conceptueel model.
* Sounders, Lewis & Thornhill 2003, Methoden en technieken van onderzoek p.86
2.1 De Asset Management lagen
De NEN-ISO 55000 duid aan de hand van termen en definities het verband tussen de verschillende onderwerpen. De NEN-ISO 55000 doet dit aan de hand van een kader waarin verschillende “lagen” zijn opgetekend.
Een voorbeeld hiervan is Figuur 3 van de norm waarin aan de hand van een venn-diagram vier onderwerpen worden geduid die een onderling verband hebben. Het betreft :
- Het management van de organisatie
- Asset Management
- Asset Management Systeem
- Assetportfolio.
Deze aanpak heeft een analogie met het venn-diagram van de wetenschapsui echter voorziet de norm niet in drie belangrijke onderdelen die de verschillende lagen duiden. Dit zijn :
- Visualisering van de koppeling van Beleid aan Onderhoudsactiviteit
- De opbouw van het Assetportfolio; beschouwing vanaf de erfgrens in civiel, gebouw en proces (GWW, B&U en Industrie)
- Het kleinste onderdeel van een Assetportfolio; de elementstructuren en componenten
3. De koppeling “Beleid aan onderhoudsactiviteit”
De koppeling “Beleid aan Onderhoudsactiviteit”, ook wel de Line of Sight genoemd, is een belangrijk onderdeel binnen het Asset Management. De koppeling representeert dat het kleinste deel van het systeem Asset Management in het verlengde van het beleid zijn functie en prestatie levert. Bewust wordt hier gesproken over functie en prestatie.
Bedoeld wordt dat het kleinste deel van de Asset (component) zijn functie uit voert wat bijvoorbeeld kan zijn het bewerkstelligen dat water stroomt, koeling plaatsvindt, warmte wordt over gedragen of anderszins. Met prestatie wordt bedoeld dat het onderdeel naast zijn functie dit ook binnen een bepaalde kwaliteitsnorm laat plaatsvinden bijvoorbeeld met een uptime van 360 dagen per jaar of een kwaliteitsrange van 5% al naar gelang het geleverde product.
Beoogd wordt dat een organisatie succesvol wordt en blijft in de gestelde doelstellingen. Denk hierbij aan het maken van winst, het produceren van producten van een bepaalde kwaliteit of het bewerkstelligen van een bepaald niveau esthetica.
3.1 Het koppelen van variabelen aan het kleinste onderdeel
Het behalen van doelstellingen of het realiseren van beleid kan alleen plaatsvinden als onderdelen van het sub-systeem (elementen en componenten) hun functie en hun prestatie leveren zoals beoogd. Dat betekend dat de ‘variabelen’ die daar invloed op hebben in het teken moeten staan of de voorwaarde creëren om die beoogde doelen te behalen. Onderstaande figuren representeert deze situatie en geven in drie stappen weer hoe het kleinste onderdeel wordt gekoppeld aan het beleid.
Figuur 4 : Klik voor vergroting
3.1.1 Verdieping ‘Line of Sight’
In figuur 4.3 is de koppeling weergegeven tussen beleid en componenten. In deze weergave verbinden de negenendertig (39) variabelen van tabel 1 het beleid en het component. Zoals aangegeven in hoofdstuk één wordt de ‘Line of Sight’ gevisualiseerd door de twee gele punten die respectievelijk het beleid en het component representeren en met elkaar verbonden zijn door ‘The Line of Sight’. Voorliggende vraag is welke variabelen of onderwerpen de ‘Line of Sight’ omvatten. Door hiervoor de negenendertig (39) evaluerende variabelen uit paragraaf 1.1 te gebruiken wordt op het snijvlak tussen het systeem Asset Management en het sub-systeem Technisch Beheer en Onderhoud 39 evaluerende variabelen gekoppeld tussen het beleid en component.
In deze beschouwing van de ‘Line of Sight’ is er niet één ‘line of Sight’ maar zijn er feitelijk negenendertig 39 ‘Line’s of Sight’ die invloed hebben op het component maar ook elkaar beïnvloeden. Door deze aanpak kunnen variabelen individueel gekwantificeerd worden en als zodanig geaggregeerd tot één waarde zodat er een uitspraak gedaan kan worden over de kwaliteit van het Asset Management en het Technisch Beheer & Onderhoud als geheel.
3.2 Verdieping van het Assetportfolio, Asset en Assetype: Civiel, Gebouw en Industrie
In voorgaande paragraaf is toegelicht hoe het beleid wordt gekoppeld aan het kleinste onderdeel van de Asset. In deze abstracte weergave worden maar twee onderwerpen weergegeven waarin zich dat afspeelt, nl het Asset Management wat het kader definieert waaraan het Maintenance Management moet voldoen en het Maintenance Management wat er voor moet zorgen dat het onderdeel van de Asset zijn functie en prestatie levert.
Wanneer het venn-diagram uit voorgaande paragraaf wordt vertaald naar een Assetportfolio gedemarqueerd door een erfscheiding (systeemgrens) met binnen de systeemgrens drie groepen elementen (GWW, B&U en Industrie*) kan dit worden weergegeven als een praktijk situatie in onderstaande figuur 5.
Figuur 5 : Klik voor vergroting
In deze figuur ‘ziet’ de waarnemer staande voor de erfscheiding (systeemgrens) vanaf punt ‘A’ feitelijk drie soorten elementstructuren met allen hun eigen componenten. Dit zijn de GWW elementen die starten vanaf de erfscheiding tot het gebouw, de B&U elementen van het gebouw (bouwwerk) zelf en de industriële elementen van het proces wat binnen dat gebouw afspeelt wat feitelijk het primaire proces is. Onderstaand wordt het Asset portfolio per elementsoort kort omschreven.
*Terminologie afgeleid van Centraal Bureau Statistiek (CBS) Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008 versie 2018. Klik Hier
Staande voor de erfscheiding omvatten de GWW elementen het gebouw (de B&U elementen) en het proces (Industriële elementen) wat binnen het gebouw afspeelt. Dit is niet per definitie het geval want niet ieder industrieel proces hoeft plaats te vinden binnen een gebouw. Met deze elementstructuren worden bedoeld alle elementen tussen het hek en het gebouw. Denk hierbij aan terreinen, groen (gras-bomen), wegen en alles wat onder het maaiveld in de grond ligt aan faciliteiten om de Asset te laten functioneren.
Om een uitspraak te kunnen doen over de technische kwaliteit kan hiervoor de elementstructuur van de NEN 2767 gebruikt worden en de methode NEN 2767.
Binnen (of op) de GWW elementen zijn de B&U elementen geplaatst. De B&U elementen zijn de gebouwen of constructies waarbinnen het (Industriële) proces afspeelt.
Om een uitspraak te kunnen doen over de technische kwaliteit kan hiervoor de elementstructuur van de NEN 2767 gebruikt worden en de methode NEN 2767.
Binnen het gebouw of de constructie als deze aanwezig is vindt het (industriële) proces plaats. Dit proces kan van alles zijn zoals het produceren van producten of het leveren van diensten.
Om een uitspraak te kunnen doen over de technische kwaliteit wordt hiervoor functionele decompositie toegepast zodat elementen en componenten kunnen worden gedefinieerd.
Door o.a. faalkans berekeningen wordt de technische kwaliteit vast gesteld van het proces zodat op grond van de ‘kans’ op falen het risico vastgesteld kan worden en bepaald welke maatregelen er genomen moeten worden.
Wanneer het venn-diagram van figuur 5 die de civiele elementen, elementen van het gebouw en de elementen van het industriële proces omvatten worden geïncorporeerd als elementen waaruit Assetportfolio in figuur 3 is opgebouwd kan het Asset Management als één geheel worden beschouwd. In deze ‘holistische’ benadering bestaat het Asset management uit 8 lagen verdeeld over het Systeem Asset Management en de (technische) elementen waaruit het Sub-Systeem bestaat en waarop ‘Maintenance Management’ wordt toegepast.
De lagen zijn weergegeven in figuur 6. Vanuit deze benadering vindt integraal Asset Management plaats aan alle elementen die binnen het systeem Asset Management vallen.
Deze acht lagen zijn :
- Managing the organisation
- Asset Management
- Asset Management System
- Assetportfolio
- GWW elementen
- B&U Elementen
- Industriële Elementen
- Component
Een verdere verdieping kan plaats vinden door termen en methoden uit de GWW, B&U en Industrie te verwerken in het sub-systeem van het venn-diagram. Wanneer dit gedaan wordt ontstaat figuur 6. In dit figuur vindt verdieping plaats van het Assetportfolio en feitelijk worden per laag de variabelen gekoppeld aan het kleinste onderdeel. Iedere laag omvat een omgeving waarin het kleinste onderdeel zich bevindt en waar het beleid via de variabelen het kader stelt en/of zijn invloed op uitoefent. In onderstaande weergave (Figuur 7) zijn het Systeem Asset Management en het Sub-Systeem Maintenance Management in verschillende lagen weergegeven op een aantal niveaus met daarin de koppeling van het beleid naar het kleinste onderdeel en de variabelen.
Figuur 7 : Klik voor vergroting
Figuur 1 : Figuur 7.1 geeft een aantal lagen waaruit het Asset Management is opgebouwd met daarin aangegeven twee gele bullits, nl: het beleid als kader en uitgangspunt voor alle doelstellingen en het kleinste onderdeel van de Asset. De figuur geeft in acht lagen aan hoe de de organisatie rond het portfolio is opgebouwd en de wijze waarop het portfolio is opgebouwd.
Figuur 2 : Figuur 7.2 geeft net als in figuur 3.1 weer het verband tussen de het beleid en kleinste onderdeel echter nu met koppeling en de variabelen die op het snijvlak liggen tussen de organisatie en het portfolio wat onderhouden moet worden.
Figuur 3 : In figuur 7.3 zijn alle variabelen gekoppeld van beleid tot het kleinste onderdeel. In deze weergave kan worden herleid dat verschillende variabelen invloed hebben op het kleinste onderdeel langs de verschillende lagen van het Asset Management van het assetportfolio.
3.3 Levenscycli en levensduur binnen het systeem Asset Management
Om Asset Management binnen de erfscheiding als één geheel of integraal toe te passen zouden de elementen binnen het sub-systeem Maintenance Management op een eenduidige manier beoordeeld worden op hun technische kwaliteit (conditie), functioneren en presteren. Het belang om op eenduidige wijze elementen van de verschillende groepen elementen (GWW, B&U en Industrie) is om integraal een uitspraak te kunnen doen over de technische kwaliteit van de Asset als geheel. Om dat te kunnen bereiken zou op elk willekeurig tijdstip ‘T’ tijdens de levensduur van een Asset in welke levensduurcyclus dan ook het resultaat van de technische beoordeling dezelfde soort informatie moeten zijn met eenduidige uitkomst zoals is weergegeven in onderstaande levensduren van Assets die zijn opgebouwd uit GWW, B&U en Industriële elementen.
Voor de GWW en de B&U zijn de eerste stappen gezet om tot een eenduidige beoordeling te komen van de technische kwaliteit van elementen door de NEN 2767 zodanig aan te passen dat deze voor beide elementstructuren toepasbaar is. In theorie is het mogelijk dat de uitkomst van een NEN2767 inspectie aan GWW en B&U elementen op een zelfde manier geïnterpreteerd en zo mogelijk geaggregeerd kunnen worden naar één uitkomst die de technische kwaliteit van de GWW en B&U elementen representeren. Helaas is het complementeren van Industriële elementen met de GWW en B&U niet mogelijk daar waar de GWW en B&U hierin wel slagen.
Dit wordt veroorzaakt doordat de NEN 2767 een kwalitatieve analyse is van de technische kwaliteit en er niet per definitie analyse plaats vindt op functioneren en de prestatie hoewel de norm op onderdelen daar een uitspraak doet. In tegenstelling tot het industriële proces waar het gemeengoed is om op component niveau deterministisch of probabilistisch de kans op falen vast stellen en daar de mate van technische kwaliteit op de baseren zoals bijvoorbeeld aan de hand van weibull analyse.
De weibull anayse kan een uitspraak doen over de faalkans van systemen en/of sub-systemen ongeacht wel type elementstructuur wordt geanalyseerd. De weibull kan een mogelijk oplossingsrichting zijn om op eenduidige wijze de informatie uit de NEN 2767 inspecties te voorzien van informatie over faalkansen zodat informatie op element niveau vergelijkbaar wordt.
Reliability specialists often describe the lifetime of a population of products using a graphical representation called the bathtub curve. The bathtub curve consists of three periods: an infant mortality period with a decreasing failure rate followed by a normal life period (also known as “useful life”) with a low, relatively constant failure rate and concluding with a wear-out period that exhibits an increasing failure rate. This article provides an overview of how infant mortality, normal life failures and wear-out modes combine to create the overall product failure distributions. It describes methods to reduce failures at each stage of product life and shows how burn-in, when appropriate, can significantly reduce operational failure rate by screening out infant mortality failures. The material will be presented in two parts. Part One (presented in this issue) introduces the bathtub curve and covers infant mortality and burn-in. Part Two (presented in next month’s HotWire) will address the remaining two periods of the bathtub curve: normal life failures and end of life wear-out.
The bathtub curve does not depict the failure rate of a single item, but describes the relative failure rate of an entire population of products over time. Some individual units will fail relatively early (infant mortality failures), others (we hope most) will last until wear-out, and some will fail during the relatively long period typically called normal life. Failures during infant mortality are highly undesirable and are always caused by defects and blunders: material defects, design blunders, errors in assembly, etc. Normal life failures are normally considered to be random cases of “stress exceeding strength.” However, as we’ll see, many failures often considered normal life failures are actually infant mortality failures. Wear-out is a fact of life due to fatigue or depletion of materials (such as lubrication depletion in bearings). A product’s useful life is limited by its shortest-lived component. A product manufacturer must assure that all specified materials are adequate to function through the intended product life.
Note that the bathtub curve is typically used as a visual model to illustrate the three key periods of product failure and not calibrated to depict a graph of the expected behavior for a particular product family. It is rare to have enough short-term and long-term failure information to actually model a population of products with a calibrated bathtub curve.
For further reading Click Here
Bron : Weibull.com
4. Invloed en rol kleinste onderdeel op beleid
In figuren 6 en 7 wordt weergegeven hoe het beleid is gekoppeld aan het kleinste onderdeel. Figuur 6 wordt voor het onderzoek als paradigma gebruikt en tijdens de kennisoverdracht de “Asset Management Ui” genoemd door de analogie met de Research ui.
Beoogd wordt met dit paradigma een mogelijke voorstelling te maken van het Asset Management en het portfolio wat daardoor wordt omvat.
Het doel is de relatie tussen beleid en kleinste onderdeel te duiden die in de weergave als één richting wordt beschouwd maar feitelijk twee richtingen zijn, nl :
- Kaderstellend aan het Maintenance Management (Boven naar Beneden)
- Invloed op het beleid (Benden naar Boven)
4.1 Kaderstellend
Met kader stellend wordt bedoeld dat het beleid het kader omvat waaraan het Maintenance Management aan moet voldoen. Het kader is veelal gedocumenteerd en ligt vast in organisatie structuren, processen en wordt in de NEN-ISO 55000 expliciet benoemd in de drieluik :
- Asset Management
- Strategisch Asset Management Plan
- Asset Managementplan
In overeenstemming met de definitie van het Asset Management die conform de NEN-ISO 55000 is gedefinieerd als :
Asset Management** :
Gecoördineerde activiteiten van een organisatie om waarde te realiseren uit Assets
- OPMERKING 1 bij de term : Het realiseren van waarde zal normaal gesproken het bewerkstelligen van een evenwicht tussen kosten, risico’s , kansen en prestatievoordelen met zich meebrengen.
- OPMERKING 2 bij de term : ‘Activiteiten’ kan ook verwijzen naar de toepassing van de elementen van het Asset Managementsysteem.
- OPMERKING 3 bij de term : De term ‘activiteit’ heeft een brede betekenis en kan bijvoorbeeld de aanpak, de planning, de plannen en de implementatie ervan omvatten.
is het Asset Management er op gericht om dat deel van de organisatie dusdanig te laten functioneren dat het kader om waarde te creëren ook daadwerkelijk wordt gesteld. Dit betekent het definiëren en formuleren van het kader zodat vastligt welke prestaties er geleverd moeten worden door de functies van de asset.
In overeenstemming met de definitie van het SAMP die conform de NEN-ISO 55000 is gedefinieerd als :
Strategisch Asset Management Plan (SAMP)**
Gedocumenteerde informatie die aangeeft hoe organisatiedoelstellingen moeten worden omgezet in Asset Managementdoelstellingen, de benadering voor het ontwikkelen van Asset Management -plannen (3.3.3), en de rol van het Asset Managementsysteem (bij het helpen bereiken van de Asset Managementdoelstellingen)
- OPMERKING 1 bij de term : Een strategisch Asset Managementplan wordt afgeleid van het organisatieplan .
- OPMERKING 2 bij de term : Een strategisch Asset Managementplan kan zijn vervat in, of kan een ondergeschikt plan zijn van, het organisatieplan.
is het SAMP een document voor het gehele portfolio. In het SAMP worden de doelstellingen concreet omschreven van de organisatie om strategieën op te kunnen stellen zodat activiteiten kunnen worden geoperationaliseerd
In overeenstemming met de definitie van het Asset Managementplan die conform de NEN-ISO 55000 is gedefinieerd als :
Asset Managementplan
Gedocumenteerde informatie die de activiteiten, mensen en middelen en tijdskaders beschrijft die vereist zijn voor een individuele asset of een assetgroep om de Asset Managementdoelstellingen
van de organisatie te bereiken
- OPMERKING 1 bij de term : De assets kunnen worden ingedeeld in groepen volgens assettype, assetklasse, assetsysteem of assetportfolio.
- OPMERKING 2 bij de term : Een Asset Managementplan wordt afgeleid van het strategische Asset Managementplan.
- OPMERKING 3 bij de term : Een Asset Managementplan kan zijn vervat in, of kan een ondergeschikt plan zijn van, het strategische Asset Managementplan.
is het Asset Managementplan een verlengstuk, of verdieping, van het SAMP en wordt er specifiek wordt in het assetmanagentplan omschreven wat er van de individuele Asset wordt verwacht.
** Bron : NEN-ISO 55000; De auteur dankt de NEN voor zijn toestemming om de termen en definities uit de gebruikte normen te mogen publiceren.
4.2 Invloed op het beleid
Als het kader is gesteld en het Asset Management, het Strategisch Asset Management Plan en het Asset Managementplan zijn geformuleerd liggen de functionele eisen en prestaties vast van het kleinste onderdeel van de Asset.
Het Maintenance Management is er op gericht om gedurende de tijd die het Asset Management dit voorschrijft dat het onderdeel van de Asset voldoet aan de gestelde functie specificatie en prestatie. In deze situatie worden doelstellingen volledig behaald door de organisatie. Deze situatie kan voorgesteld worden als een situatie dat storingen niet bestaan en er dus geen downtime is, er geen verstoringen zijn die het winsten reduceren of risico’s vergroten en assetonderdelen hun volledige levenscyclus volbrengen.
Helaas is dit een theoretische weergave en niet de realiteit. De realiteit is dat Assetonderdelen uitvallen en daardoor de doelstellingen beïnvloeden. Het niet functioneren of presteren conform het beleid houdt in dat het beleid wordt ondermijnd met risico’s in welke vorm dan ook als gevolg.
Er zijn verschillende vormen van invloed op het beleid echter de meest bekende is de downtime als onderdeel van de Mean Time Between Failures (MTBF) wanneer deze buiten vooraf gedefinieerde waarden komt. Met MTBF wordt bedoeld de tijd dat de Asset beschikbaar is om waarde te creëren en niet gehinderd wordt door falen. Een eenvoudige weergave van MTBF is in onderstaande figuur weergegeven waarbij de Asset waarde levert op het moment dat deze “Up” is en geen waarde levert als deze “Down” is.
Bronnen :
- NEN-ISO 55000 Asset Management – Overzicht, principes en terminologie
- NEN-EN 13306 : Maintenance Terminology
- NPR-ISO Guide 73 Risicomanagement -Verklarende Woordenlijst
- NEN-ISO 31000 Risicomanagement- Principes en Richtlijnen
- NEN-ISO/IEC 31010 Riskmanagement – Risk Assessment Techniques
- NEN-ISO 37500 Guidance on Outsourcing
- NEN-EN 13460 Maintenance – Documentation for Maintenance
- NEN-EN 16646 Maintenance – Maintenance within physical Asset Management
De auteur dankt de NEN voor zijn toestemming om de termen en definities uit de gebruikte normen te mogen publiceren.
Er zijn ook andere voorbeelden te noemen als MTBF geen issue is. Denk hierbij aan monumentale objecten, ruïne ‘s of aangezichten die feitelijk geen productie leveren maar wel een bijdragen leveren aan het creëren van waarde. Deze (secundaire) waarde creatie vindt plaats door de processen die rond dergelijke assettypen plaatsvinden en/of alleen maar bestaansrecht hebben door de aanwezigheid van deze assettypen.
Voor de uitleg van de “Line of Sight” volgens de paradigma’s zoals weergegeven in paragrafen 3.1 en 3.2 wordt dit vanuit falende Assetonderdelen beschouwd waarbij MTBFén aanwezig zijn. Door de directe koppeling van het beleid aan het kleinste onderdeel heeft de MTBF invloed op het beleid en daarmee invloed op respectievelijk het :
- Asset Management
- Strategisch Asset Management Plan
- Asset Managementplan
De MTBF beïnvloed het Asset Management doordat de gecoördineerde activiteiten van een organisatie om waarde te realiseren blijkbaar niet voldoen of falen tenzij de MTBF was voorzien of ingecalculeerd is. Het gaat hierbij specifiek om de “gecoördineerde” activiteiten rond de Asset van een organisatie waarbij bijvoorbeeld kosten en baten of risico’s en financiën niet in balans zijn.
De MTBF beïnvloed en/of ondermijnd het Strategisch Asset Management Plan (SAMP) van de Assetportfolio’s omdat de (gedocumenteerde) informatie waarop de SAMP’s zijn gebaseerd niet constant is in het geval dat de MTBF anders is dan voorzien. Hierdoor worden organisatiedoelstellingen niet bereikt en worden Assenmanagementplannen op onjuiste wijze gedefinieerd.
Meest tastbare invloed heeft de MTBF op het Asset Managementplan. Falen heeft direct gevolg op de individuele Asset of een Assetgroep waardoor de Asset Management doelstellingen niet of ten dele worden behaald. Een individuele Asset kan zijn een gebouw of een groep gebouwen die falen in functie of prestatie waardoor de waarde creatie stagneert in welke vorm dan ook.
Klik hier voor het volledige artikelDiscuss or give your opinionFollow on FacebookFollow on Twitter
Verwante Artikelen
Tags: Assetmanagment, Competentie, IKO, Prestatiecontract